1 Kronieken 3:19 | De kinderen van Pedaja nu waren Zerubbabel en Simei; en de kinderen van Zerubbabel waren Mesullam en Hananja; en Selomith was hunlieder zuster; |
1 Kronieken 3:20 | En Hasuba, en Ohel, en Berechja, en Hasadja, Jusabhesed; vijf. |
1 Kronieken 3:21 | De kinderen van Hananja nu waren Pelatja en Jesaja. De kinderen van Refaja, de kinderen van Arnan, de kinderen van Obadja, de kinderen van Sechanja. |
1 Kronieken 3:22 | De kinderen nu van Sechanja waren Semaja; en de kinderen van Semaja waren Hattus, en Jigeal, en Bariah, en Nearja, en Safat; zes. |
1 Kronieken 3:23 | En de kinderen van Nearja waren Eljoenai, en Hizkia, en Azrikam; drie. |
1 Kronieken 3:24 | En de kinderen van Eljoenai waren Hodajeva, en Eljasib, en Pelaja, en Akkub, en Johanan, en Delaja, en Anani; zeven. |
1 Kronieken 4:1 | De kinderen van Juda waren Perez, Hezron en Charmi, en Hur, en Sobal. |
1 Kronieken 4:2 | En Reaja, de zoon van Sobal, gewon Jahath, en Jahath gewon Ahumai en Lahad; dit zijn de huisgezinnen der Zorathieten; |
1 Kronieken 4:3 | En dezen zijn van den vader Etam: Jizreel, en Isma, en Idbas; en de naam hunner zuster was Hazelelponi. |
1 Kronieken 4:4 | En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem. |
1 Kronieken 4:5 | Asschur nu, de vader van Thekoa, had twee vrouwen, Hela en Naara. |
1 Kronieken 4:6 | En Naara baarde hem Ahuzzam, en Hefer, en Temeni, en Haahastari. Dit zijn de kinderen van Naara. |
1 Kronieken 4:7 | En de kinderen van Hela waren Zereth, Jezohar, en Ethnan. |
1 Kronieken 4:8 | En Koz gewon Anub en Hazobeba, en de huisgezinnen van Aharlel, den zoon van Harum. |
1 Kronieken 4:9 | Jabez nu was heerlijker dan zijn broeders; en zijn moeder had zijn naam Jabez genoemd, zeggende: Want ik heb hem met smarten gebaard. |
1 Kronieken 4:10 | Want Jabez riep den God Israels aan, zeggende: Indien Gij mij rijkelijk zegenen, en mijn landpale vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en met het kwade [alzo] maakt, dat het mij niet smarte! En God liet komen, wat hij begeerde. |
1 Kronieken 4:11 | En Chelub, de broeder van Suha, gewon Mechir; hij is de vader van Eston. |
1 Kronieken 4:12 | Eston nu gewon Beth-rafa, en Pasea, en Tehinna, den vader van Ir-nahas; dit zijn de mannen van Recha. |
1 Kronieken 4:13 | En de kinderen van Kenaz waren Othniel en Seraja; en de kinderen van Othniel, Hathath. |
1 Kronieken 4:14 | En Meonothai gewon Ofra; en Seraja gewon Joab, den vader des dals der werkmeesters; want zij waren werkmeesters. |