Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
`ed, zn. mnl., afgeleid van עוּד H5749; TWOT 1576b
1) getuige (Ruth 4:10; Jes. 8:2); 1a) symb. een prins (Jes. 55:4); 1b) God als getuige (Gen. 31:50; 1 Sam. 12:5; Job 16:19); 2) getuigenis, bewijs (Gen. 31:48; Ex. 22:13; Joz. 22:28); 3) vals getuigenis (Ex. 20:16; Deut. 5:20), valse getuige (Deut. 19:18), עֵ֣ד בְּ֭לִיַּעַל Belialsgetuige (Spr. 19:28)