Homofilie, ook wel homoseksualiteit genoemd, is seksualiteit tussen mensen van hetzelfde geslacht.
In het Oude Testament zijn verschillende teksten die gaan over praktiserende homoseksualiteit: ‘Waar zijn die mannen die bij je overnachten?’ riepen ze Lot toe. ‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’ (Gen. 19:5 NBV). Waarbij het woord יָדַע yādaʿ "weten" in de zin van "seksueel contact" wordt gebruikt (cf. Gen. 4:25). Weliswaar is strikt genomen hier geen sprake van homofilie maar van bestialiteit (=seks tussen verschillende wezens, in dit geval engelen en mensen). Ook alle andere teksten blijken het praktiseren af te wijzen. Zo wordt in Leviticus 18:22 aangegeven dat het "een gruwel is", terwijl in Leviticus 20:13 zelfs wordt gesteld dat ze gedood moeten worden. In beide gevallen wordt het genoemd in een reeks van andere verboden vormen van seks (zoals incest, bestialiteit).
Zo lezen we dat geen enkel Israëlitisch meisje als hoer bij een tempel mag zitten en geen enkele Israëlitische jongen als קָדֵשׁ qādēš schandknaap (Deut. 23:17 [18] NBV). De informele Hebreeuwse term voor een "seculiere" mannelijke prostituee (dat wil zeggen, een sodomiet) is de kleinerende bijnaam כֶּלֶב H3611 keleb "hond" welke in het volgende vers wordt vermeld: "schandegeld" (NBV) "hondengeld" (HSV) (Deut. 23:18). Of om het explicieter uit te drukken: Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw, dat is gruwelijk (Lev. 18:22 NBV) en iets waar volgens de Mozaïsche wet de doodstraf op stond (Lev. 20:13).
Sommigen menen dat er een homofiele relatie was tussen David en Jonathan, op basis van een paar Bijbelteksten in Samuel waarin hun vriendschap wordt beschreven (→ Jonathan).
Tegen de Corinthiërs, toen een verlichte stad, werd gezegd “Weet u niet dat wie onrecht doet geen deel zal hebben aan het koninkrijk van God? Vergis u niet. Ontuchtplegers noch afgodendienaars, overspeligen, schandknapen noch knapenschenders” (1 Cor. 6:10 [9] NBV), waarbij in de grondtekst met ἀρσενοκοίτης arsenokoiti̱s̱ “knapenschender, homofiel” (lett. "man-bed", een manspersoon die bij een man ligt) een man wordt bedoeld die met andere mannen en jongens slaapt (toen een veelvoorkomend gebeuren). Ditzelfde woord wordt ook in 1 Timotheus 1:10 gebruikt, en gezien de opsomming in beide gedeelten heeft het niets met tempel prostitutie te maken (daar rovers, lasteraars, leugenaars ook niets met de tempel dienst te maken hebben). Belangrijk is dat we in het volgende vers lezen dat "Sommigen van u zijn dat ooit geweest, maar u bent gereinigd, u bent geheiligd, u bent rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God" (1 Cor. 6:11 NBV). Met andere woorden, God wijst hier het praktiseren af, maar heeft wel de personen die dit zelfs hebben gedaan “gereinigd” of meer populair gezegd “vergeven”. Betekent dit dat deze personen nu op de oude voet door mogen gaan? Als we de rest van dit hoofdstuk lezen wordt duidelijk van niet met de conclusie “U bent gekocht en betaald, dus bewijs God eer met uw lichaam” (vs. 20 NBV).
In een ander gedeelte wordt duidelijk gemaakt als men wel op de oude voet doorgaat: “Daarom heeft God hen uitgeleverd aan onterende verlangens. De vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke, en ook de mannen hebben de natuurlijke omgang met vrouwen losgelaten en zijn in hartstocht voor elkaar ontbrand. Mannen plegen ontucht met mannen; zo worden ze ervoor gestraft dat ze van God zijn afgedwaald” (Rom. 1:26-27 NBV).
Vele eeuwen lang hebben zowel de Rooms-katholieke Kerk, de Oosters-orthodoxe Kerk als de meeste protestantse kerken op basis van de Bijbel het praktiseren afgewezen.
Over de interpretatie van deze teksten wordt tegenwoordig veel gediscussieerd, waarbij men het 'praktiseren' en het 'zijn' aan elkaar gelijk willen stellen. Er heeft zich zelfs een speciale homotheologie gevormd, die zich bezighoudt met de vraag "Kunnen twee mensen van hetzelfde geslacht een toegewijde, liefdevolle relatie hebben met Gods zegen?" en die de Bijbel in dat licht probeert te interpreteren. Bij elke passage uit de Bijbel met een negatieve etikettering van homoseksualiteit en/of het praktiseren van homoseksualiteit wordt dan gekeken of deze de vraag beantwoordt. Deze homotheologie wordt door de meerderheid van de theologen afgewezen omdat Bijbelteksten vaak verkeerd geïnterpreteerd zijn of niet juist begrepen in de context van het desbetreffende gedeelte.
Ook binnen het Jodendom wordt homoseksualiteit afgewezen op basis van de tekst "Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot een vlees zijn" (Gen. 2:24) en dat alleen deze beide binnen het huwelijk seksuele gemeenschap met elkaar mogen hebben.
In de Griekse Oudheid was seksualiteit niet gebonden aan algemene normen, maar gericht op de erkenning van de seksuele behoeften van de man. Naast strenge zedigheid (vooral een eis voor vrouwen) was er sprake van de grofste uitspattingen. Naast prostitutie kende men de zogenoemde pederastie, een liefdesrelatie, inclusief lichamelijke intimiteiten, tussen een oudere man en een adolescent. Hoewel deze twee ook van dezelfde leeftijd konden zijn, zoals Alexander de Grote en Hephaestion.
In de Romeinse tijd ging de status van de pederastie als ritueel onderdeel van de opvoeding goeddeels teloor, een proces dat al was ingezet bij de Grieken. De Romeinen stelden de pederastie, die men beschouwde als een activiteit die primair werd gemotiveerd door seksuele begeerte, tegenover de begeerte voor een vrouw. Maatschappelijke acceptatie van pederastierelaties nam door de eeuwen heen nu eens af, dan weer toe. Veel Romeinse keizers hadden echter wel gelijkgeslachtelijke (meestal pederastische) seksuele contacten.
Daarnaast blijkt dat er ook andere vormen van homofiele relaties waren in het Romeinse Rijk. Graffiti in Pompeï: Zou ik (het Latijn geeft aan dat de 'ik' van vrouwelijk geslacht is) mijn armen om je nek houden en met mijn zachte lippen kussen? Ga nu, popje, en vertrouw uw vreugde aan de winden toe. Geloof me, de natuur van de man is wispelturig… (Corpus Inscriptionum Latinarum 4.5296; Luca Graverini, "Further Thoughts on CIL IV, 5296 – CLE 950" in Latomus 76, 114-126); Griekse schrijver Lucian (2de eeuw n.C.) "They say there are women like that in Lesbos, masculine-looking, but they don't want to give it up for men. Instead, they consort with women, just like men." (Lucian, Dialogues of the Courtesans 5). In Petronius’ Satyrica (67.5ev.) lezen we over de lesbische handelingen van Fortunata en Scintilla (Lisa Auanger, p. 211-255).
Aangemaakt 3 januari 2005, laatst gewijzigd 14 juni 2019