Esther is een van de boeken uit het Oude Testament welke zich afspeelt tijdens de Perzische periode. Het boek behoort tevens tot een van de vijf megillot.
Onbekend. Sommigen denken dat Ezra de auteur is, terwijl de filosoof Philo meent dat de priester Jojakim de auteur is. Het was in ieder geval wel iemand die zowel Susa als het paleis zeer goed kende.
Esther, naar de hoofdpersonage uit het boek
Omdat de mensen die in dit boek voorkomen Judeeërs worden genoemd, neemt men aan dat het boek in Judea is geschreven. Mogelijk is ook dat de personen uit Judea kwamen en dat het boek in Susa is geschreven.
Het is opvallend dat geen fragmenten van het boek Esther tussen de Qumran-rollen zijn gevonden. Sommigen stellen dan ook dat deze gemeenschap het boek niet als heilig zag (I. Kalimi, Theologische Zeitschrift, [2004], Vol. 60.2, p. 102). In contrast hiermee zijn er veel fragmenten gevonden in de Cairo Genizah (I. Kalimi, p. 102).
De personen die handelend optreden in het boek Esther zijn: Ahasveros, Bigtan, Hadassa (=Esther), Haman, Hatak, Memukan, Mordekai, Saäsgaz, Teres, Wasti, Zeres.
Zowel in Hooglied als in Esther wordt de Godsnaam JHWH niet genoemd. Sommigen menen in Esther 5:4 een acrostichon van de Godsnaam te vinden in de eerste letters van de volgende woorden: יָבֹ֨וא הַמֶּ֤לֶךְ וְהָמָן֙ הַיֹּ֔ום yāḇwō’ hammeleḵə wəhāmān hayywōm "zo kome de koning met Haman heden" (Scott B. Noegel, "Polysemy", Encyclopedia of Hebrew Language and Linguistics, Volume 3 P–Z, [2013], pp. 183). Terwijl Laurence A. Turner ook Esther 1:20, 5:13 en 7:7 noemt, waarbij de acrostichon omgekeerd gelezen moet worden (L.A. Turner, Desperately Seeking YHWH: Finding God in Esther's "Acrostics", p. 185). Hij geeft daarbij echter vele andere teksten in de Bijbel waarbij dit verschijnsel zich ook voordoet (L.A. Turner, p. 190) en we moeten ons afvragen of dit niet een statistisch verschijnsel is (Zie Bijbelcode bij de alinea "statistisch verschijnsel").
Redenen waarom de Godsnaam niet wordt genoemd in Esther is dat er 1) geen directe woorden van God zijn. In de meeste Bijbelboeken worden profeten genoemd die namens God spreken en derhalve ook Zijn Naam noemen, in Esther is dit niet het geval. 2) Verder worden er in Esther geen wonderen genoemd die door God expliciet worden verricht en derhalve is er geen verwijzing naar God. In Esther ligt de nadruk op het menselijk handelen.
Er zijn meerdere chiastische structuren te vinden, hieronder twee bekende:
A | 1-2 proloog |
B | 3 Haman's edict |
C | 4:1-5:8 Esther in actie |
D | 5:9-14 confrontatie Haman-Mordechai |
X | 6:1-3 De koning kan niet slapen |
D' | 6:4-14 confrontatie Mordechai-Haman |
C' | 7 Esther in actie |
B' | 8 Mordechai's edict |
A' | 9-10 epiloog |
Joyce Baldwin zag het volgende chiasme in dit boek (Joyce G. Baldwin, Esther, p. 30):
A | Opening en achtergronden (hfd. 1) |
B | De eerste wet van de koning (hfd. 2—3) |
C | Confrontatie tussen Haman en Mordechai (hfd. 4—5) |
D | De nacht dat de koning niet kan slapen (6:1) |
C’ | Mordechai’s triomf over Haman (hfd. 6—7) |
B’ | De tweede wet van de koning (hfd. 8—9) |
A’ | Epiloog (hfd. 10) |
Voor onderstaande chronologie is als basis die van dr. G.W. Lorein genomen (G.W. Lorein, p. 193-194) overige gebruikte bronnen worden onder de chronologie vermeld.
1 dec. 486 | eerste vermelding Xerxes als koning | |
483 | derde jaar regering Xerxes |
Esth. 1:3 |
apr. 481 - nov. 480 | veldtocht Xerxes naar Griekenland | |
begin 478 | in de winter1) |
Esth. 2:16 |
lente 474 | werpen van de loten (maand Nisan) | Esth. 3:7 |
17 apr. 474 | versturen van wet van Meden en Perzen2) 3) | Esth. 3:12 |
25 juni 474 | 70 dagen na Esth. 3:12 | Esth. 8:9 |
7 mrt 473 | 3) | Esth. 9:1, 17-18 |
8 mrt 473 | 13de dag maand Adar | Esth. 9:17-19, 21 |
9 mrt 473 | 14de dag maand Adar | Esth. 9:18, 21 |
1) Als de identificatie Ahasverus = Xerxes correct is, dan is de datum 22 december 479 - 21 januari 478. Herodotus van Halicarnassus vermeld een paleisintrige in deze periode (J. Lendering, livius.org).
2) R. A. Parker and W. H. Dubberstein, Babylonian Chronology 626 B.C.-A.D. 75, p. 31; J. Lendering, livius.org.
3) The first decree, to destroy the Jews, had gone out on April 17, 474 B.C. (3:12). Ahasuerus published this one, allowing the Jews to defend themselves, on June 25, 474 B.C. The Jews had over eight months to prepare for the day their enemies might attack them, which was March 7, 473 B.C. (Constable's Notes, Esther 8:9-14)
Aangemaakt 8 mei 2005